Franken - geschiedenis regio Landen

Geschied- en Heemkundige Kring Pepijn@Landen
Geschiedenis van de regio Landen

DEZE WEBSITE IS IN OPBOUW. GELIEVE BIJGEVOLG ENIG GEDULD UIT TE OEFENEN.

Geschiedenis van de Landense regio
Ga naar de inhoud
Middeleeuwen
Einde 4de eeuw: vestiging Franken
De druk van de Overrijnse stammen bleef bestaan. Sommige stammen werden ingezet voor de verdediging van het Rijk. Ook deden zij dienst in het Romeinse leger. De politieke troebelen op het einde van de vierde eeuw holden de defensieve kracht van het Romeinse imperium verder uit, waardoor steeds meer Germaanse volkeren, waaronder de Franken, het Romeinse Rijk binnendringen om zich er definitief te vestigen. Ook op het villadomein van Wange worden deze nieuwkomers aangetroffen. Op de bodem werden potten aangetroffen , vervaardigd in de traditie van het Romeinse luxe-aardewerk (terra sigillata). Ze zijn nu echter versierd met radstempelindrukken en dateren van het einde van de 4de eeuw. Dit schijnt erop te wijzen dat de Germaanse inwijkelingen op korte termijn goed geïntegraard waren in de Romeinse economie, ook al leefden zij in hun eigen bescheiden optrekjes. Zij deden waarschijnlijk dienst in het Romeinse leger als boer-soldaten (laeti), een soort reservisten die in geval van nood de wapens konden opnemen tegen nieuwe invallers (zie ook hierboven).
De Frankische immigratie wijzigde volkomen de bestaande structuren. Op het grondgebied tussen de Rijn en de Noordzee ontstond eerst een aantal kleine autonome koninkrijken. Chlodovech (Clovis) (ca. 466 - 511) slaagde erin de eenmaking te verwezenlijken. Maar de eenheid bleef kunstmatig en dreigde steeds verloren te gaan. Herhaaldelijk voor korte perioden opnieuw verwezenlijkt, begaf ze onder druk van twee antagonistische krachten en deed twee uitgebreide gebiedsdelen ontstaan, Neustrië en Austrasië.
(Bron kaart hieronder: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Frankish_Empire_481_to_814-nl.svg).

Duidelijke woonstructuren uit deze periode werden nog niet aangetroffen maar dat hoeft ons niet te verbazen, vermits de Franken in huizen van hout en leem woonden. De rijke Romeinse architecturale tradities gaan dus verloren en wellicht lagen de mooie Romeinse villa's in puin. Waar meer zuidelijk de Romeinse levenswijze en cultuur gedeeltelijk behouden blijft en het Latijn overgaat in het Frans, wordt het Vlaamse landsgedeelte meer en meer gegermaniseerd door de aanwezigheid van de Germaanse immigranten. Handel en economie vallen overal terug op een minimum. Men evolueert naar een gesloten economie of atarkie met de nadruk of zelfvoorziening. Het wegennet wordt slechts beperkt onderhouden.












Foto links: reconstructie van een Frankisch erf in Erve Eme (Zutphen, Nederland)

Het Frankisch grafveld van Neerhespen (grens Wange) 5e eeuw na Chr.

Op de grens van Neerhespen en Wange, op nauwelijks 200 m van de Romeinse begraafplaats die bij de villa van Wange hoorde, werd een klein Frankisch grafveld gevonden, in feite langs de hoofdbaan naar Tongeren. Hun nabijheid is een bijkomende aanwijzing dat de Franken die hier begraven werden ook het Romeins domein van Wange bewoonden. Het feit dat beiden gescheiden van elkaar werden aangelegd, wijst erop dat een andere bevolkingsgroep het domain had overgenomen en dat het niet de oorspronkelijke Romeinse bewoners waren die de overgangsperiode hadden doorstaan.
In tegenstelling tot de Romeinen, werden de Franken niet gecremeerd, maar begraven (inhumatie). De graven waren aangelegd in noordwest-zuidoost verlopende rijen. Het grafveld bleek grondig geplunderd te zijn, want men vond slechts grote, komvormige kuilen terug die enkel langs de wanden en de bodem, vlakbij de kalkrijke leem, nog skeletresten bevatten. De beenderen waren erg fragmentair en ordeloos aan de kant gesmeten, meestal aan één zijde van de put. Tussen de skeletresten vond men nog overblijfselen van het grafmeubilair terug: kleine bronzen en ijzeren voorwerpen, zoals gespen, fibulae en nagels... een benen beslagplaatje, versierd met parelle groeven met nog een minuscuul bronzen nageltje. Ook onderaan de hellingen, in het kalkrijk collluvium, vond men nog verpreide skeletresten en bijgaven terug, waaruit blijkt dat de grafrovers weinig repsect hadden voor de overledenen.
Slechts één graf was nog duidelijk ongeschonden. Het was enigszins afgelegen aangelegd, onderaan de helling en was daardoor kennelijk aan de aandacht van de rovers ontsnapt. De overledene was een vrouw van ca. 35 jaar. Beide handen waren over het bekken gelegd. Rechts van het hoofd bevonden zich een kogelfles en een spitsbeker. In de halsstreek werden tientallen minuskule kraaltjes van divers model en in glasplasta in diverse kleuren gevonden. Een grotere afgesleten kraal in opaakgroene glaspasta met geel zigzagmotief lag bovenaan tussen de benen en ter hoogte van de lenden bevond zich een bronzen armbrustfibula.

Bron: M. Lodewijckx (1991). Uit de grond van mijn hart. Archeologie in het Landense. Geschied- en Heemkundige Kring Landen vzw.
Terug naar de inhoud