Middeleeuwen
Naar hagiografische gewoonten worden, na de dood van de heilige, de wonderen en mirakelen opgetekend. De vroegste mirakelen toegeschreven aan Sint-Gertrudis worden vermeld in de eerste levensbeschrijvingen[1].
In de ‘Vita Prima’ worden drie mirakelen beschreven. Gedurende haar leven verscheen een vlammende bol boven haar hoofd, terwijl ze aan het bidden was voor het altaar van H. Xystus. De gezanten van de Nijvelse abdij werden op zee gered in een storm en uit de klauwen van een zeemonster[2]. De dag van Gertrudus’ dood (17 maart 659) vulde de sterfkamer zich met wonderzoete geuren.
In ‘De Virtutibus’ worden 10 mirakelen vermeld. Bij haar dood verscheen Gertrudis aan abdis Modesta in Trier om haar dood mede te delen. In 669 brak brand uit in het klooster van Nijvel. Gertrudis verscheen er op het dak en bluste de brand[3]. Tijdens het abbatiaat van de vierde abdis Dominica verscheen haar de patrones in een visioen en vroeg haar bed over te brengen naar de Sint-Pauluskerk van Nijvel (nu de collegiale kerk). Een blind meisje kreeg in een droom opdracht zich bij het bed van Gertrudis te begeven, waar ze genas. Wanneer de zusters ’s morgens in de kloosterkerk binnentraden waren alle lampen aan het branden. Een blinde vrouw werd bij haar graf geleid en genas door een druppel olie uit een lamp. Een jonge man viel in handen van rovers en werd door de patrones gered. Ook en misdadiger werd door Gertrudis uit de boeien bevrijd. In 689 bekwam het klooster van Sint-Begga in Andenne een gedeelte van Gertrudis’ bed. Hier gebeurden talrijke wonderen. De edelvrouw Adula verbleef met haar kindje in het klooster te Nijvel. Toen het kind in een waterput viel werd het gered[4].
In de ‘Continuatio’ gebeuren twee mirakelen die de genezing van een blind meisje inhouden. Er wordt ook een mirakel vermeld, waarbij zieken en blinden door olie, die uit het graf van Gertrudis vloeide, genezen werden. Het ‘Additamentum Nivialense’ (655-656) is een bijvoegsel aan de ‘Vita Fursei’[5]. De monnik Foillanus werd op 30 oktober vermoord in de bossen van Roeulx. Gertrudis zag in een visioen de moord en duidde de plaats aan waar het lichaam werd gevonden, waarna zij het naar Nijvel liet overbrengen.
De ‘Vita Tripartita’ (XIde eeuw) omvat de verhalen uit vermelde werken, aangevuld door twee nieuwe mirakelen. De edelman Odelardus was de vader van Sinte Berlindis van Meerbeke Ninove (+690). Hij werd melaats en werd verzorgd door zijn dochter Berlindi. Toen deze de beker waaruit haar vader dronk eerst grondig reinigde, alvorens er zelf uit te drinken, ontstak Odelardus in woede en liet zijn dochter onterven ten voordele van de abdij van Nijvel. Het proces gebeurde bij het graf van Gertrudis te Nijvel. Het graf ging open en Gertrudis’ arm kwam er uit om een symbolische gift te aanvaarden. Een ander mirakel vermeldt de redding van een Frankische ridder die zijn ziel aan de duivel Rapax verpandde. Op de fatale dag dronk hij ter ere van Sint-Gertrudis en werd gered.
In 1506 publiceerde de Nijvelse deken d’Ortho een mirakel. Filips de Schone, zijn echtgenote en hun biechtvader reisden per schip naar Spanje. Onderweg werden ze gered in een zware storm. De schatmeester van de Gertrudiskapel van Greifswald ging met het beeld van de patrones een wedloop aan met als inzet de kerkschatten. Hij werd gestraft en stierf op de molenwieken. In 1293 in de Slag van Woeringen dronk een ridder ter ere van Sint-Gertrudis en overwon. Zijn gezel, die met het drinken had gespot, kwam om in de slag.
Jan Van Boendaele (1285-1365) beschrijft in zijn werk ‘Brabantsche Yeesten’ een mirakel dat te Landen plaatsgreep in 642, bij de overbrenging van het lijk van Pepijn van Landen (580-640) naar Nijvel. De kaarsen die de lijkwagen sierden bleven branden ondanks de hevige stormwind.
"Ende was begraeven openbaer
te landen, in zijn hoofstat.
Die chronicken segghen ons dat
hi sint gehaelt was daer
ende te Nivelle ghevoert, voorwaer,
daer sijn dochter abdisse was.
Ende die keersen, dienen voer hem droech
dies menighen verwonderde ghenoech
behielden haer licht, sonder blusschen
hoe sere dat waide daer tusschen"
In een boekje, uitgegeven te Nijvel in 1868[6], staan 32 mirakelen opgeschreven, gebeurd tussen 1600 en 1629. In een dagbladartikel uit 1952 stonden vier mirakelen opgesomd (ca 1840) en opgetekend door kapelaan Simons[7]. P. Delameillieure spreekt van een wonderlijke genezing van een kindje te Landen in 1978[8].
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
[1] DELAMEILLIEURE P. (1987). Speciaal Gertrudisnummer p. 29-34. Ons Landens Erfdeel nr. 29 en DELAMEILLIEURE P. (1976). Landen viert Sont-Getrudis. Speciale uitgave Geschied- en Heemkundige Kring vzw. 62 pp.
[2] Dit mirakel staat ook afgebeeld op een kazuifel van de Gertrudiskerk
[3] Idem
[4] Dit verhaal staat afgebeeld boven het portaal van de Gertrudiskerk (zie hieronder)
[5] Furseus was de broer van Foillanus in Fosses
[6] La vie et les miracles de Sainte Gertrude (Nivelles, 1868)
[7] DELAMEILLIEURE P. (1987) p. 33. Dagbladartikel (1952) : Geschiedenis van een bedevaartsoord. Verering van de H. Gertrudis te Landen.
[8] Ibidem p. 34.
Gertrudis wekt een kindje terug tot leven na de verdrinkingsdood
Het timpaan (aan het
westelijk portaal van de Gertrudiskerk te Landen), in geschilderd zandstenen
halfverheven beeldhouwwerk, verwoordt enkele taferelen uit het leven van
Sint-Gertrudis. Het werk is van de hand van de Sint-Truidense beeldhouwer Van
den Berk.
In het midden van dit basreliëf staat Gertrudis als abdis met staf en
boek. Rechts staan Pepijn en Itta. Links staat een waterput waarbij een
knielende vrouw met kind op de arm. In de levensbeschrijvingen van Gertrudis
vinden we één mirakel waarbij een kindje gered wordt van de verdrinkingsdood
uit een waterput. Het mirakel staat beschreven in ‘De virtutibus quae facta
sunt post discessum beatae Geretrudis abbatisse’ geschreven in het midden van
de 8ste eeuw.
De ‘virtutibus’ besluiten met een merkwaardig mirakel dat gebeurde op 17 maart
691. Een edelvrouwe, Adula, vertoefde op dat ogenblik met haar zoontje in de
Nijvelse abdij. Hoewel daar het feest van Gertrudis met grote luister gevierd
werd, weigerde Adula daarvoor haar vasten te onderbreken, daar ze niet geloofde
in de wondermacht van de heilige. Haar zoontje viel dezelfde dag in de waterput
van het kloosterpand en verdronk. Het kind werd daarop in de Sint-Pieterskerk
bij het bed van Gertrudis gebracht en onder aanroeping van haar naam werd het
weer levend. Door dit wonder overtuigd, bekeerde Adula zich van haar
scepticisme. Ze liet ‘s anderendaags een dankmis opdragen, richtte een
feestmaal in en liet het bed zelfs met goud en edelstenen versieren.
In de loop
van 1986 werd het beeldhouwwerk in opdracht van de Kerkfabriek grondig
gereinigd en wit geverfd.
Het mirakelspel van de ridder die zijn ziel aan de duivel verkocht en door Sint-Gertrudis werd gered
Ridder Riddart leefde in grote weelde, maar door zijn braspartijen verloor hij
zijn geld en zijn vrienden. Op zekere dag, toen hij alleen door zijn landerijen
dwaalde, deed hij luidop beroep op Belzebub, de duivel en beloofde hem zijn
ziel als hij maar weer rijk werd. Bij het afdalen in de vallei wachtte een
duister heerschap hem op in de persoon van de duivel. Deze vroeg hem de
Drievuldigheid af te zweren, Onze Lieve Vrouw, alle heiligen, en hem op zijn
knieën te aanbidden, wat hij ook deed. Hij moest ter plaatse een document
ondertekenen met zijn eigen bloed, waardoor hij zijn ziel afstond en er zich
verplichtte binnen 7 jaar, dag op dag, op dezelfde plaats onder de galg te
komen voor hernieuwing van zijn eed.
Hierop trok Riddart terug naar zijn kasteel waar hij al zijn geld en
vrienden terugvond en 7 jaar lang in weelde leefde. Eén dag voor de fatale
datum gaf hij een groot feestmaal, bij wijze van afscheid van de wereld. Door
schrik bevangen vertelde hij zijn avontuur dat hij al die jaren angstvallig had
verzwegen. Maar ook het hele gezelschap werd door grote vrees bevangen en
niemand wist raad. Eén zijner knechten gaf hem toen de raad beroep te doen op
‘Sinte Geertrui’ en de Geertenminne te drinken. Vol inkeer en vertrouwen dronk
hij ter ere van de heilige en vertrok naar de galgenplaats.
Zonder dat hij het zag had Sint-Gertrudis echter plaats genomen achter
op zijn paard. Op de plaats aangekomen wachtte daar al het duistere heerschap.
Doch Sint-Gertrudis nam hem het geschreven contract af en knoopte eigenhandig
Belzebub op aan de galg. Uit boete schonk ridder Riddart al zijn bezittingen
aan een klooster en trad er binnen als monnik.
Deze mooie legende werd in de 17de eeuw overgeschreven door de Kruisheer
Jan Halbach van Maaseik, die van 1624 tot 1634 pastoor was te Heppeneert. Hij
maakte er het verhaal van de 'Kaartridder van Heppeneert'. Riddart woonde te
Heppeneert en verloor zijn fortuin met het kaartspel, verkocht zijn ziel aan de
duivel.... Tegen de gevel van de St.-Gertrudiskerk van Heppeneert ligt nu nog
de grafsteen van de geheimzinnige ridder, zijn wapenschild draagt vier
kaarten... Later werd het mirakelspel herwerkt. Op 5 december 1976 werd het
mirakelspel voor het eerst terug opgevoerd in de Landense stadshal, ter
afsluiting van een welgeslaagd Gertrudisjaar. Een volledige herwerking,
betiteld als 'Mysteriespel', werd in de Gertrudiskerk opgevoerd in maart 1986,
met als belofte een tweejaarlijkse opvoering in de pare jaren. Het bleef een
ijdele hoop...
Bron: Ons Landens Erfdeel (1987) nr. 29.